Gegensätze
72 Duitse afdrukbare flashcards voor het leren van het onderwerp Tegenstellingen
- kurz - kort
- hoch - hoog
- niedrig - laag
- schnell - snel
- langsam - traag
- dick - dik
- dünn - dun
- dick - vet
- dünn - slank
- alt - ouderen
- jung - jong
- künstlich - kunstmatig
- lebend - levend
- trocken - droog
- nass - nat
- glatt - glad
- stachelig - met stekels
- heiß - warm
- kalt - koud
- dunkel - donker
- hell - licht
- offen - open
- verschlossen - dicht
- fest - sterk
- brüchig - zwak
- giftig - giftig
- essbar - eetbaar
- lustig - gelukkig
- traurig - verdrietig
- süß - zoet
- sauer - zuur
- glatt - stijl haar
- lockig - gekruld
- oben - bovenste
- unten - onderste
- angezogen - gekleed
- nackt - naakt
- gut/ nett - lief
- böse - gemeen
- räumlich - het volume
- eben - het oppervlak
- krumm - de curve
- gerade - plat haar
- bunt - gekleurd
- schwarz und weiß - zwart-wit
- spitz - scherp
- stumpf - versleten
- ganz - mooi
- kaputt - lelijk
- rechts - rechts
- links - links
- komplex - moeilijk
- einfach - gemakkelijk
- reich - rijk
- arm - arm
- groß - groot
- klein - klein
- neu - nieuw
- Alt - oud
- schwer - zwaar
- leicht - licht
- reif - rijp
- verfault - verrot
- weich - zacht
- hart - hard
- sauber - proper
- schmutzig - vuil
- viel - veel
- wenig - weinig
- voll - vol
- leer - leeg
- lang - lang